woensdag 28 mei 2014

Jij de tiktak, ik de kauwgombal





















Vertel me eens of je een tiktak vond in de bosjes. Of je hem daar tussen de takken koesterde alsof ie je kind was. Ermee speelde alsof je er zelf een was. Je bleef lang op je hurken zitten. Ik kreeg wat argwaan. Een pietsje maar. Je bleef zo lang weg.

Geloof me, raar zal ik het niet vinden. Allerminst curieus. Echt. Tiktaks zijn doodnormaal. Getiktak is zo te verwerkwoorden. Ik zal je zeggen: ik heb er zelfs meer dan honderd tiktaks gezien in mijn leven. Pakjes dan. Ik heb in de supermarkt gewerkt. Daar word je wijs van qua materie.

Maar die tiktaks waren nooit zo bijzonder als de tiktaks die jij zoekt. Getekend door het leven. Vol aarde. Besmeurd en besmet. Zo onwit. Maar toch dichtbij jou. Zo verreweg het meest eigen. Ik weet dat je ze zoekt. Laat nu maar zien of je er een in je hand hebt.

Heus, ik zal hem niet stelen. Allerminst ben ik zo duivels. Ik begrijp je. Ik weet dat je aan ze hecht omdat je vroeger bijna gestikt bent. Toch niet, gelukkig niet. Je moeder heeft het me verteld. De tiktak redde je leven of jij redde de tiktak. Je moeder zegt het één en jij het ander. Sindsdien gaat het je steeds van tikke takke tik.

Ik ben met je mee vandaag omdat ik weet dat kauwgomballenbomen bestaan. Naar tiktakbomen kun je eeuwig zoeken. Misschien maak je een kans in de jungle. Over de kauwgomballenboom is tenminste een liedje. Een zonnig duo met lange rokken zong erover. Vroeger toen ik klein was, bij moeder in de auto.

Geloof me. Ik heb hetzelfde met kauwgomballen als jij met tiktaks. Ik laat ze glijden door mijn vingers en koester ze zelfs als ze besmeurd zijn met kinderkwijl. Het deert me niet. Ik vind ze hoe dan ook mooi.

Jij en ik. Wij fascineren ons voor vreemde dingen. Wij hechten eraan alsof het uit ons geboren is. En terwijl je je vuist stijf dicht knijpt, zeg ik je: iedereen die ons oordeelt is hypocriet.

Want de buurman smokkelt zijn mini Maria mee in zijn onderbroek. Elke dag naar zijn werk. Terwijl hij tegen zijn vrouw zegt dat hij geen katholiek meer is.

De opa aan de overkant gaat niet van huis zonder die ene knikker waarmee hij er vroeger honderd won. Hij is glaziger gaan kijken door de jaren heen.

Dan jouw vriendin die altijd paarse lippenstift op heeft. Zij heeft de neiging gloeilampen uit huizen mee te smokkelen. Toen ze tien was en op schoolreis ging naar het archief, las ze dat haar overgrootopa Newton heette. Van zijn voornaam dan wel, maar toch.

Of we nu een kauwgombal of een tiktak vinden vandaag in de bosjes, wijzer zijn we. Geloof me. We kennen de mens. Doe die vuist nu maar open.

Want mensen hechten nu eenmaal vaak aan iets raars.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten