maandag 10 februari 2014

Iedereen wil naast haar de krant lezen

















Koffie en een krant op de vroege morgen. Maar in een koffietent waar een oudere vrouw felbegeerd lijkt te worden door twee grachtengordel heren.


De kater ligt een café verderop te sukkelen in de vensterbank. Het is ook nog een vroege maandagochtend. In een druilerig Amsterdam. De grachten zien er minder vriendelijk uit dan doorgaans. Achter de ramen van Illy lezen mensen de krant. In duw de deur open, pak een krant van een tafel waar twee oude dames hun ontbijt naar binnen werken. Ik zoek een plek in de  hoek en bestel een koffie. Precies de goede plek om het overzicht te bewaren.

Aan mijn rechterhand zit een oudere dame met een grote bril. Ik zie haar bijna elke dag als ik langs Illy loop. Naast haar zitten twee oudere heren met grachtengordelbrillen. Ik heb het idee dat het een ongeschreven regel is dat de heren allebei aan een kant van de dame zitten. En dat beide heren bewust NRC lezen terwijl zij Volkskrant spelt. Het gesprek komt op gang.

De vrouw heeft namelijk verband om haar pols, en de heer aan haar rechterhand heeft verband om zijn pink. Dat schept een soort verbondenheid. Ze vertelt dat ze bij haar nicht op bezoek was geweest en is uitgegleden vlakbij Amsterdam Centraal. Toen had een van die evangelisten daar haar opgeraapt. Nog net geen foldertje in de hand geduwd, vertelt ze de heer.

De dames aan het tafeltje verderop bemoeien zich ermee. “Ooh zeg, wat naar voor je meid. Je was net hersteld van je vorige val. Mensen vragen mij ook altijd, hoe kun je nou telkens vallen? Maar dat gebeurt gewoon. Je blijft zo snel ergens achter haken.”  De man is het gesprek met de vrouw kwijt en probeert haar aandacht te winnen door treurig naar zijn eigen pink te staren.

“Ach, en jij hebt alleen je pink gebroken. Zo erg is dat niet,” zegt ze hem. Hij kijkt teleurgesteld. “Ik kan anders moeilijker de pagina’s van de krant omslaan.”  “Nou, ik kan je niet helpen helaas,” zegt ze. Ik vermoed dat de twee ooit een affaire hebben gehad, dat ze hem heeft afgewezen en dat hij het nu iedere morgen op deze manier probeert.

De man aan haar andere hand zit zwijgend te lezen. De vrouw met de gebroken pols staat zwijgend op, ze loopt naar de kapstok. De stille man staat op en pakt haar knalroze jas voor ze hem zelf kan pakken. Hij doet hem haar aan. Ze zegt: “Ik kan mijn vuilnis niet buiten zetten, zou jij dat zo voor mij willen doen als je je koffie op hebt?”  Ze kijkt er poeslief bij.

Ze trekt langzaam haar roze handschoenen aan naast de man met de gebroken pink. Hij durft haar niet aan te kijken. De andere man heeft haar krukken gepakt, en geeft ze aan. “Oh mijn hoed”, zegt ze als hij de deur voor haar openhoudt. De man met de gebroken pink springt op en pakt de hoed van de kapstok. Hij draagt hem als ware het een relikwie naar de deur. Hij zet hem op haar hoofd. Hij krijgt een vernietigende blik van de man die deur openhoudt.

Als ze allebei weer achter hun NRC zitten zegt de een tegen de ander: “Ik wil ook die vuilnis wel doen.” Maar de benoemde vuilnisman wil zijn taak niet afstaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten