zondag 19 januari 2014

De kok uit Limburg zat in de trein





















De treinkoffieverkoper wurmt zich door de coupédeur. De geur van koffie, marsen en bifi-worstjes komt dichterbij. De ietwat serene jongeman scandeert door de coupé: “Koffie en thee, voor ieder wat wils!” Ik ben naast een jongen gaan zitten. Vlassig haar en een varkensneusje. Jaar of vijfentwintig. Met zo’n oorbel waar je doorheen kunt kijken. Hij houdt de treinkoffieverkoper halt, bestelt een koffie. De jongen tapt het zwarte goud en zegt: “Wilt u er ook nog iets lekkers bij?”

“Nou as je een lekkere dame in dat rugtassie van je heb zitten, dan zeg ik daar geen nee tegen jong.”
De treinkoffieverkoper valt stil. Hij kijkt verbaasd. Schraapt zijn keel. “Ha. Ha. Nee. Natuurlijk niet meneer, er zit een hoop in maar dat past er niet bij.” De man: “Oh, das waar ook. Ik heb er al één naast me zitten.” Hij stompt mij met zijn elleboog.

“Wilt u nog iets in uw koffie, meneer?” “Nee hoor. Puur natuur. Net als dat meissie naast me.” Weer een stomp. En ik maar ongemakkelijk lachen. Hij bestelt een bifi-worstje en vindt het leuk om daar ook nog seksgrappen over te maken. Hij blijkt een kok uit Limburg. Hij houdt vooral van vlees bereiden, vertelt hij. Maar wel uit de wei van de buurman. “Dan weet je tenminste waar het vandaan komt.”

Ik krijg het kaartje van zijn restaurant. Hij vraagt of iets me ooit naar Limburg zou brengen, als ‘randstadmeisje’. (Dat spreekt hij uit alsof het een vloek is) Ik zei nee. Hij zei: “Ik hoop de liefde. Dan zal ik een lekker worstje voor je bakken.”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten