dinsdag 26 april 2011

Het begin van een verhaal


In de schaduw van de tijd ligt de reis stil. Nu ik in de vensterbank zit en mijn voeten uit het raam hangen. Mijn uitgezakte voeten. Ik voel dat ik steeds meer wegvaag, maar het venster blijft mijn plek. Het wordt elk jaar lastiger om erin te klimmen, en de mensen zouden lachen als ze het zien zouden; een oma in het venster. Buiten schemert het en is er nevel. Het meer is verdwenen, alsof er niets is, niets meer dan nevel en ik. Witte sluiers zijn over de natuur, en ze ademen een lichte bescherming uit. Een isolatie van wat buiten mijn eigen wereld is. Waar de verwarming brandt en het kleed op de grond ligt. Het kleed. Het ligt er al die jaren. Het vale geel was ooit fel, en de beige krullen waren ooit wit, wit als de nevel die mijn dunne nachtjapon klam maakt. Nog steeds dezelfde nachtjapon. Ik staar maar wat en denk na over de geschiedenis die het kleed heeft. Het vertelt net zoiets als de rimpels in mijn handen. Ik zou het kleed kussen willen, maar ik zou het ook willen verscheuren, in stukken en het de nevel in gooien, zodat ik niet meer staren hoef naar het verleden, zodat ik me er eindelijk vrij van kan maken. Zodat ik niet was wie ik nu ben. Zodat ik niet wenste dat die wereld werkelijk ledig was als dat hij lijkt nu de nevel haar opslokt. Zodat ik niet meer hoefde te denken aan hoe het was in zijn armen, in het open weiland, in de vroege morgen, terwijl de mist als een deken over de weilanden lag en de zon nog rood was, als teken van jonge liefde. Onbevangen liefde. Onmogelijke liefde.

De momenten in het venster zijn de momenten die het meest waardevol zijn in mijn leven. Ik zit er en ik denk na. Ik schrijf over die gedachtewereld, waar het verleden leeft, en angst voor de toekomst. Verder bestaat mijn leven uit slapen, af en toe mijn lange rokken strijken. Ik draag ze nog steeds. Ik weiger over te gaan op seniorenkleding. Eigenlijk probeer ik dag na dag krampachtig het verleden vast te houden. Misschien geloof ik er wel in dat ik het zo kan veranderen, ik betrap mezelf altijd op het geloven in illusies. Naast strijken drink ik thee. Vroeger zou ik dat burgerlijk noemen. Zo met een gebloemd kopje op de bank al klessebessend over het leven, de lasten de lusten, de vrijheden, de verplichtingen en al die tegenstellingen en dubbelzinnigheden die het leven kent. Uiteindelijk gaat het daar altijd om, tijdens die visitemomentjes. De conclusie is altijd dat men het ‘te druk’ heeft. Als ik in het venster zit verbaas ik me daar altijd over; hoe erg mensen opgaan in de maatschappij. Stilzitten en spiegelen, denken en overdenken zijn begrippen die bij een ancien regime horen. De nieuwe wereldorde is kapitalistisch, en dat laat de mensen voorthollen. Auto in, de stropdas hangt nog los, zak boterhammen wordt achterin gegooid en de Mercedes crost weg. De buurman is het sprekende voorbeeld. Rond een uur of zeven holt hij weer de achtertuin in, te laat voor het eten, met wat Albert Heijn bloemen als excuus. Maar de volgende dag doet hij het weer. En het kind wordt in de crèche gedumpt.

Mijn boekenkast staat vol met mijn eigen gedachten, die over de wereld van nu is er een. Alle boekjes met herinneringen staan er op een rij. Al die jaren schreef ik, al zittend in de vensters op de plekken waar thuis was in mijn leven. Deze kamer, die uitkijkt op het meer is waar mijn ‘ik’ ligt. De dagboeken, het kleed, de brieven en de foto’s. Soms word ik er weemoedig van. Wel eens denk ik eraan alles in de kliko te kieperen om het maar kwijt te raken en opnieuw te beginnen met een ik. Maar zoals de schroeven van de boekenplank vastgeroest zijn in de witte muur, zo is ook mijn verleden vastgeroest in mijn ziel of in mijn hart, ik weet niet precies waar, maar ergens in mijn binnenste. Tarah is mijn naam en ooit was ik een vrije ziel die een man liefhad met alles wat in mij was. Ik droeg lange gebloemde rokken en had lange haren die golfden over mijn schouders. Ik zag het leven als een betovering, de zon als een lach en de zee als een melodie. Ik was zo naïef als de wind en maakte van alles wat in mijn leven gebeurde een verhaaltje in mijn hoofd. De realiteit accepteerde ik niet, die was er simpelweg niet. Soms als ik hem tegen kwam dan zat ik huilend onder mijn bureau. Weggevlucht voor waar niet voor te vluchten viel. Daar ben ik nu wel achter. Ik was een dromer en het leven was voor mij een spel. Mijn hart heb ik niet meer teruggekregen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten