dinsdag 3 november 2015

Een staaltje steunkousloos durven





















We staan elke dag op, doen wat van ons verwacht wordt, gaan weer slapen, en dat noemen we leven, zegt een oude vrouw in het boek dat ik net uit heb. Ze waarschuwt voor de dag dat je het begint te voelen in je gewrichten; dat de dingen eigenlijk nooit geklopt hebben, dat er iets anders mogelijk was geweest, als je maar had gedurfd. 

De woorden van de vrouw zijn een soort bivakmuts. Ze knellen en ik denk dat ik weet waarom. Ontwrichting is het naarste woord bij Scrabble, hoewel je er veel punten mee verdient.

De oude vrouw in het boek zegt dat het minder eng is om te berusten in leed, dan te kiezen voor geluk. Maar hoe weet je of de keuzes die je maakt echt leiden tot geluk, voordat je ze maakt? Daar heeft ze in haar grijze wijsheid dan weer geen antwoord op.

Ik snap haar wel. Ze praat over een aan alle kanten lekkende man die ligt dood te gaan boven in het ziekenhuis, terwijl zij beneden aan haar koffie nipt, haar eigen handen streelt omdat hij het al jaren niet meer doet.

Ze wapent zichzelf tegen cynisme door hem tot het symbool van ware liefde te verheffen – want heus, als zij nou eens samen waren geweest..

Terwijl haar lippen aan zijn lippen maar een paar maanden op een mensenleven geen uitdroging veroorzaakten. Enfin, volgens de vrouw hielden ze van elkaar op een zuivere, ware manier. Een manier waarop ze niet van hun eigen partners hielden.

Maar ze kozen ervoor te berusten in de verlatingspijn in plaats van zich andere pijn op de hals te halen: die van de schaar in het kroost en het hart van de echtgenoot.

De vrouw zegt niet dat al die jaren synchroon bakjes yoghurt naar binnen werken, benen in broekspijpen steken, bewegen op het ritme van elkaars verlangen, een soort van stenen zijn waarmee je een huis kunt bouwen dat de naam liefde verdient, als een keurmerk op de deurpost.

De vrouw zegt dat je het weet, op een gegeven moment, wat liefde is en naar wiens postadres het toe moet. Dan vraag ik me af: gaat de liefde nu vooral vooraf aan het leven of is ze het resultaat ervan?



Nu de man boven doodgaat en zij daarom half, belt de vrouw hem vaak om te zeggen waarvan ze allemaal spijt heeft. Ik stel me voor dat ze dit soort dingen zegt: dat ze spijt heeft dat ze hem slechts een keer uitkleedde en zijn hand pakte en met hem de sloot insprong. Dat hij niet vaker onder haar rok. Of over haar kuit toen die nog glad en steunkousloos was.

Ik ben bang voor het soort spijt van oude mensen dat begint met had-ik-maar. Had ik mijn kind maar niet geslagen. Had ik dat vliegtuig maar niet genomen. Had ik haar maar niet verlaten. Had ik hem maar wel verlaten. Had ik maar naar mijn ouders geluisterd. Had ik me maar niet laten verleiden. Had ik maar niet naar mijn ouders geluisterd.

Ik zou graag in de toekomst kijken om had-ik-maren te voorkomen.

Voor nu stel ik me voor hoe het is om Scrabble te spelen met lijm en karton. Woorden te maken die je niet van tafel af kunt schuiven en in een doos kunt stoppen. Woorden die dingen bepalen.

En dat je dan een keer wel namen mag leggen, die opplakt en inlijst en boven je leven hangt. Dat je daar gelukkig mee bent, hoewel het zo kan gebeuren dat je na een tijdje het hele boeltje naar beneden ziet donderen. Dat weet je - ook al zegt de vrouw dat het anders is - nooit echt van tevoren. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten